Beste Marjan, Reinier, Martijn, Marieke, ouders, familie en vrienden van Ronald.
Graag breng ik Ronald op deze plek een laatste groet en eerbetoon.
In 1986 werd Ronald lid van de Beheercommissie van het Brabants Landschap.
Hij werd daar geïntroduceerd door zijn vriend en leermeester Henk Moller Pillot.
Ronald ontwikkelde zich tot een ecologische autoriteit voor onze organisatie.
Bij het beheer en de inrichting van vele natuurterreinen had hij een zeer belangrijke
Inbreng. Als onderzoeker en ecologisch expert was hij ook vaak van buitenaf betrokken bij ecologisch en hydrologisch onderzoek van onze terreinen.
Het waren er vele maar ik noem in het bijzonder Markiezaat, Pompveld en Nemelaer.
Ik heb daarbij ook heel persoonlijke herinneringen aan Ronald.
Zeker in de beginfase van onze grotere natuurprojecten eind jaren ‘80/begin jaren ’90 was hij degene die mij ook daadwerkelijk het lef gaf om door te zetten bij de herinrichting van een natuurgebied, na een grondig voorafgaand ecologisch en hydrologisch onderzoek.
Zo voerden we heel praktisch samen eind jaren ’80 een waterpassing uit bij het Beeldven en ons thuislandgoed Nemelaer.
Ronald had uitgezocht dat er in de omgeving goed kwelwater was; ik wist hoe je kon meten of je het water van A naar B kan laten stromen. Zo groeide onderling respect en vertrouwen.
Bij het Pompveld was hij de architect van het hele project.
Ronald was 2 jaar geleden de drijvende kracht bij het uitbrengen van het prachtige boek over De Dommel.
Hij schreef in het voorwoord:
“5 Jaar hebben we veel van onze vrije tijd gebruikt voor het schrijven en verbeelden van dit Dommelboek. Het bood een uitlaatklep om onze waarnemingen, bevindingen en inzichten aan ons en uw boek toe te vertrouwen”.
Dat boek moest en zou er komen. Hij had het nodig, als uitlaatklep voor zijn passie voor de natuur, gecombineerd met zijn eigen, speciale wetenschappelijke grondigheid.
Ik ben erg blij dat het boek er gekomen is. Het hoort bij Ronald’s testament.
Zijn rol in de Beheercommissie was een heel bijzondere.
Eerst luisterde hij altijd als anderen hun beschouwingen gaven maar als Ronald aan het woord kwam, wist iedereen dat je goed naar hem moest luisteren.
Hij gaf altijd een zeer doordachte, goed beargumenteerde uiteenzetting waar je als beheerder iets mee kan.
Ik zal me altijd de laatste vergadering van de Beheercommissie waar Ronald bij was, blijven herinneren. Het is nog maar een kleine maand geleden, op 24 januari op Haanwijk.
Ronald had ons al eerder op een heel open, vrijmoedige en ontwapenende manier inzicht gegeven in zijn medische toestand.
U hebt dat denk ik allemaal ervaren.
Ik had hem voorgesteld om nog een keer te gaan wandelen op zijn geliefde Haanwijk, wetende dat er niet veel tijd meer was. De vergadering zou in West-Brabant zijn maar dat was voor Ronald te ver.
Toen besloten we, in overleg met hem, de vergadering te verplaatsen naar Haanwijk.
Het werd een gedenkwaardig afscheid. Ronald gaf, met alle kracht die hij nog had, zijn eigen inbreng.
Ik moest – met mijn achtergrond – denken aan Maarten Luther, die zei: “Als ik zou weten dat ik morgen zou sterven, plantte ik vandaag een boom.”
Ronald leidde zelf de excursie en vertelde over wat hij had uitgevonden over de geschiedenis van het gebied.
Hij vertelde over een experiment dat hij samen met Theo Quekel had uitgevoerd in de Dommelbeemden.
Na afloop nodigde hij ons thuis uit voor een afscheidsborrel en vroeg mij om hier vandaag het woord te voeren.
Ik vroeg hem of ik hem voor het eind nog een keer persoonlijk kon spreken.
Dat werd maandag 10 februari, 2 dagen voor zijn overlijden.
Zelf ben ik gelovig en kerkelijk betrokken. Ronald was dat niet.
En toch spraken we dezelfde taal; het gaat erom wat je doet in je leven en wie je bent voor anderen.
Ronald, je betekende veel voor ons en voor de natuur waarin je je voelt opgenomen.
We planten voor jou een boom op jouw geliefde Haanwijk.